Gedragsprobleem dementie

 

Inleiding

Dementie is een verzamelnaam voor de verschijnselen die optreden bij een aantal hersenaandoeningen waarvan de bekendste de ziekte van Alzheimer is. Het gaat om verschijnselen als geheugenverlies, taalproblemen en gedragsveranderingen.
Een van de gedragsveranderingen die kunnen optreden, is dat iemand met dementie angstig of achterdochtig wordt. Ook kunnen wanen optreden of kan iemand dingen zien of horen die er niet zijn (hallucinaties). Het zijn lastige problemen die verzorgers van iemand met dementie kunnen tegenkomen.

 

Wanneer iemand dement wordt, kan de manier waarop hij praat of zich gedraagt, veranderen. Soms kan dit vreemd (ongebruikelijk) overkomen.
Iemand met dementie kan rusteloos zijn en steeds iets willen doen. Hij loopt bijvoorbeeld steeds met spullen te sjouwen, ijsbeert door de kamer of loopt dwalend rond. Soms begint iemand plotseling alles wat los en vast zit, te verzamelen. Ook kan iemand achterdochtig worden en er kunnen wanen optreden. Soms ziet of hoort iemand met dementie dingen die er niet zijn (hallucinaties). Dit kan erg beangstigend zijn. Verder komen agressie, woede en angst vaak voor.

Om beter met deze gedragsveranderingen om te kunnen gaan, is kennis over de oorzaak van belang. Probeert u zich situaties te herinneren waarin de persoon met dementie eerder dit gedrag vertoonde. Om inzicht te krijgen in een eventueel patroon van het gedrag, kunt u een soort dagboek bijhouden, waarin u dag, tijdstip en aanleiding voor het gedrag noteert. Wanneer u de aanleiding kent, is een volgende keer deze reactie van de patiënt wellicht te voorkomen. U weet dan bijvoorbeeld op welk punt u de persoon kunt ontzien of hoe u er het beste mee om kunt gaan. Soms is er echter ook geen oorzaak te vinden. Met enige creativiteit kunt u proberen het gedrag te beïnvloeden. Natuurlijk kunt u ook altijd de behandelend arts raadplegen. Deze kan advies geven en zo nodig medicijnen voorschrijven.
Het dagelijks omgaan met iemand met dementie met gedragsproblemen, kan veel van u vergen. U kunt zich gespannen, gefrustreerd, schuldig en wanhopig voelen. Deze gevoelens zijn normaal in deze situatie. Het is echter wel van belang dat u ook aan uzelf denkt. Probeer uw hart te luchten bij familie of vrienden. Ook binnen lotgenotencontact zult u veel steun en begrip vinden voor uw situatie.

 

Angst

Het geheugen gaat steeds verder achteruit. De wereld wordt steeds kleiner en onzekerder. Situaties worden niet goed begrepen. Iemand snapt niet meer wat er van hem verlangd wordt. Misschien weet hij niet goed meer hoe te reageren in bepaalde situaties. Dit kan tot paniek leiden. Iemand met dementie raakt vaak snel overvraagd. Als hij 'faalt' in het uitvoeren van een bepaalde taak, kan hem dit angstig maken. Ook het oriëntatievermogen wordt slechter. De omgeving en de mensen worden niet meer herkend. Iemand weet niet meer waar hij is. Dit kan angst in de hand werken.
Angst kan er toe leiden dat degene die u verzorgt, u de hele dag volgt. Het geeft een veilig gevoel om in de buurt van iemand te zijn die vertrouwd is, maar voor u kan het erg vermoeiend zijn. Angst kan ook ontstaan door spanningen of (negatieve) emoties bij anderen  of door het gevoel dat er iets mis is, vaak zonder te weten wat.

 

Omgaan met angst
Probeer een veilige en vertrouwde omgeving te creëren. Op het moment dat u merkt dat de patiënt angstig is, kunt u proberen hem gerust te stellen. Vraag eventueel naar de reden van de angst en probeer erop in te gaan. Een andere mogelijkheid is om hem af te leiden. Blijf kalm en vriendelijk, dat heeft een rustgevende invloed. Als u weet wat hem angstig maakt, kunt u proberen zulke situaties te vermijden, bijvoorbeeld ruimten met veel onbekende mensen. Als degene die u verzorgt u de hele dag volgt, is het verstandig om de zorg met anderen te delen. Zo kunt u even tijd aan uzelf besteden.

 

Achterdocht

Achterdocht is vaak een gevolg van het progressieve ziekteproces bij dementie. Als de dementie voortschrijdt, verliest iemand steeds meer zijn greep op de werkelijkheid en op het leven. Hij vergeet dingen en kan bepaalde dingen niet meer. Hij kan situaties niet meer goed inschatten en kan gedesoriënteerd raken omdat hij de omgeving en de mensen niet meer herkent. Het wordt een onzekere wereld waar niets meer vertrouwd is. Dit leidt vaak tot achterdocht. Soms was iemand al enigszins achterdochtig en verergert dit door de dementie. Soms is het ook iets dat geheel nieuw is. Achterdocht uit zich bijvoorbeeld in het beschuldigen van mensen die iets van hem gestolen zouden hebben. Ook kan hij spullen verbergen omdat hij bang is dat anderen het zouden afpakken. Als iemand daarbij ook slecht ziet en/of hoort, kan dit de achterdocht nog erger maken.

 

Omgaan met achterdocht
Straf de persoon niet voor het verliezen van voorwerpen of het verbergen van spullen. Probeer er achter te komen wat de favoriete verbergplaats is. Probeer, indien mogelijk, een tweede exemplaar achter de hand te hebben van dingen die vaak kwijtraken, bijvoorbeeld van sleutels, brillen, portemonnee, hoorapparaten enz. Ga ook niet in discussie over beschuldigingen die hij uit. Het is niet persoonlijk bedoeld en iemand die dementeert, kan er niets aan doen. Wanneer iemand niet uit zichzelf stopt over het onderwerp, probeer hem dan af te leiden.

 

Hallucinaties en wanen

Mensen met dementie kunnen last krijgen van hallucinaties. Ze zien of horen dingen die er niet zijn. Ze denken bijvoorbeeld stemmen te horen of personen uit het verleden te zien. Soms gaat het ook om proeven, ruiken en/of voelen van dingen. Hallucinaties kunnen het gedrag van iemand met dementie sterk beïnvloeden. Voor hem is wat hij hoort of ziet zeer reëel. Dit kan erg beangstigend zijn. Niet alle hallucinaties zijn echter vervelend. Bij Lewy-body dementie komen visuele hallucinaties vaker voor.

Ook kunnen wanen voorkomen. Wanen zijn ideeën die niet op de werkelijkheid berusten. Voor degene die ze heeft, zijn ze echter wel degelijk waarheid. Iemand kan er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat een bepaalde persoon hem kwaad wil doen of dat zijn partner vreemd gaat. In de meeste gevallen kan niets hem van gedachten doen veranderen.
Hallucinaties en wanen worden meestal ook veroorzaakt door de veranderingen in de hersenen als gevolg van de dementie. Soms is de oorzaak echter een bijwerking van medicatie of een lichamelijke aandoening zoals een infectie, koorts, pijn, obstipatie of uitdroging. Als u dit vermoedt, schakel dan de behandelend arts in. Slecht zien en/of horen, een onbekende

verzorger of een afwijking van de normale routine, zijn zaken waardoor de hallucinaties en wanen kunnen verergeren. 

Omgaan met hallucinaties/ wanen
Medicijnen, kunnen soms helpen om de hallucinaties of wanen onder controle te krijgen. Deze kunnen echter wel bijwerkingen hebben. Overleg met de behandelend arts of het gebruik van medicijnen zinvol is. Ga niet in discussie over de inhoud van de hallucinaties of wanen. Het is beter om in te gaan op de eventuele angst die de dementerende persoon ervaart door deze hallucinaties of wanen. Onderzoek de waarnemingen, laat zien dat ze niet echt zijn. Ook kunt u proberen iemand af te leiden, bijvoorbeeld met muziek, foto's kijken of een simpele activiteit die de persoon aankan. Zorg voor voldoende licht in huis en gebruik eventueel nachtlampen. Neem verder de beschuldigingen niet persoonlijk. Degene met dementie heeft geen controle over zijn gedrag en bedoelt het niet persoonlijk. Onschuldige hallucinaties of wanen, waar degene met dementie niet geagiteerd of angstig op reageert, kunt u negeren. Ook kunt u proberen ervoor te zorgen dat er niet te veel veranderingen zijn in de omgeving, in zorgverleners en in de dagelijkse routine.
Elke dag omgaan met bovenstaande gedragsproblemen is niet gemakkelijk. U kunt zich gespannen, gefrustreerd, schuldig en wanhopig voelen. Deze gevoelens zijn normaal in deze situatie. Het is wel van belang om zelf ook uw hart te luchten bij familie of vrienden. Ook aan lotgenotencontact kunt u veel hebben

 

Verveling/leegte

Door de dementie vallen veel normale activiteiten weg. Iemand met dementie herinnert zich steeds minder. Een simpele handeling lukt vaak al niet meer. Verveling en leegte in het bestaan kunnen aanleiding geven tot gedragsveranderingen. Iemand kan ook steeds meer aandacht gaan eisen. Ook kan onrust, zoals hierboven beschreven, optreden.
Omgaan met verveling/leegte
Zorg voor voldoende activiteiten. U kunt hierbij denken aan muziek luisteren, een uitstapje maken (dierentuin, rommelmarkt), samen wandelen, herinneringen ophalen (fotoboeken, oude muziek/films). Probeer activiteiten te kiezen die de patiënt aankan en die passen bij het leven dat hij voordien leidde zonder dat het te veel wordt. Samen bezig zijn met een gezelschapsspel, tuinieren of een maaltijd bereiden, kan een gezellige en plezierige sfeer brengen, niet alleen voor de demente persoon, maar ook voor de partner of kinderen. Houd hierbij wel rekening met uw eigen grenzen. Schakel zo nodig anderen in om u te helpen een zinvolle dagbesteding te creren voor degene die u verzorgt

 

Ronddwalen

Dwalen is een van de moeilijkste problemen die verzorgers van iemand met dementie kunnen tegenkomen. Iemand die dementeert, kan door het huis dolen, buiten ronddwalen of weglopen. Vaak is het moeilijk iemand die de neiging heeft te gaan lopen, tegen te houden. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom iemand gaat dwalen. Hij of zij:

  • kan zich verloren voelen in een nieuwe omgeving, bijvoorbeeld een verzorgings- of verpleeghuis;
  • was van plan om ergens heen te gaan, maar is vervolgens vergeten waarheen;
  • is vergeten zijn dat u hem of haar hebt gevraagd op u te wachten en is u gaan zoeken;

herkent omgeving niet meer (soms zelfs het eigen huis niet) waardoor hij verdwaalt;

  • vindt het prettig om te lopen uit verveling of heeft gewoon zin in wat beweging;
  • wil misschien iets doen wat hij vroeger voor zijn werk deed;
  • zoekt naar iets of iemand uit zijn of haar verleden (bijv. het ouderlijk huis);
  • is vergeten wat voor dag het is of hoe laat. Dit laatste komt vooral 's winters voor, als het een groot deel van de dag donker is;

is rusteloos (dit kan ontstaan bij dementie door veranderingen in de hersenen), waardoor hij of zij op en neer gaat lopen of wegloopt zonder doel.

Omgaan met dwalen
Wanneer de patiënt erop staat wat te gaan lopen, kunt u hem beter begeleiden dan hem proberen tegen te houden. Tijdens het wandelen kunt u dan zijn aandacht proberen af te leiden en hem terug naar huis brengen. U kunt overwegen een bel of zoemer aan te schaffen die afgaat als buitendeuren opengaan, zodat u gewaarschuwd wordt als iemand naar buiten gaat.

Als de persoon waar u voor zorgt de neiging heeft om weg te lopen, is het raadzaam ervoor te zorgen dat hij altijd uw adres en telefoonnummer bij zich heeft voor het geval hij verdwaalt. Dit kan bijvoorbeeld een soort armband zijn. Ook kunt u alle kleding voorzien van naam en adres. Vraag mensen en winkeliers in uw buurt een oogje in het zeil te houden.

Als de persoon toch zoekraakt, probeer dan rustig te blijven. Loop een blokje rond in de directe omgeving en kijk op de favoriete plekken van degene die u verzorgt. Waarschuw anders de politie. Zorg ervoor dat u een foto van de persoon bij u hebt die u bij het zoeken aan de politie en aan anderen kunt laten zien. Hebt u de persoon eenmaal gevonden, probeer dan uw woede en frustratie niet te tonen en straf hem niet. Probeer juist rustig te blijven en hem gerust te stellen. Hij kan namelijk ook heel angstig zijn en/of vergeten zijn wat er is gebeurd.

 

Nachtelijk dwalen/ slaapstoornissen

Iemand die dementeert kan ook 's nachts gaan dwalen. Vaak heeft dit te maken met de slaapstoornissen die op kunnen treden bij dementie. Slaapstoornissen kunnen allerlei oorzaken hebben. Hij of zij:

  • slaapt overdag, zodat hij 's nachts niet kan slapen;
  • weet het verschil tussen dag en nacht niet meer;
  • is niet meer zo actief als vroeger wat ervoor kan zorgen dat hij of zij minder slaap nodig heeft;
  • heeft een ontregelde biologische klok;
  • heeft minder slaap nodig (dit komt veel voor bij mensen op hogere leeftijd);
  • heeft last van lichamelijke problemen (pijn, frequent plassen door bijvoorbeeld een urineweginfectie of plastabletten), depressie, honger enz.

Bij het nachtelijk dwalen kunnen ook oriëntatieproblemen meespelen omdat het donker is en door het onvermogen om droom en werkelijkheid uit elkaar te houden.

Omgaan met nachtelijk dwalen/ slaapstoornissen
Als u vermoedt dat een lichamelijk probleem de oorzaak is, raadpleeg dan de behandelend arts. Probeer een vast ritme te ontwikkelen. Houd hierbij rekening met het vroegere ritme van degene die u verzorgt. Laat hem ook liever niet uitslapen of middagdutjes doen. Dit kan het dagnachtritme omdraaien. Zorg ook voor voldoende activiteiten en beweging overdag.

Omgeving.
Het is belangrijk dat de omstandigheden in de slaapkamer zo optimaal mogelijk zijn: een goede temperatuur, een goed bed, een goed matras en voldoende ventilatie. U kunt nachtlampjes gebruiken of gedimd licht zodat degene die u verzorgt zich kan oriënteren als hij 's nachts wakker wordt. Leg de kleren voor de volgende dag nog niet klaar. Dit kan verwarrend zijn.

Voor het slapen gaan.
Zorg ervoor dat de demente persoon ontspannen kan gaan slapen. Laat hem voor het slapen gaan niet meer te actief zijn. Ter ontspanning kunt u rug en benen masseren voor het slapen gaan of u kunt iemand een warm bad laten nemen. Ook rustige muziek naast het bed kan ontspannend werken. Zorg ervoor dat iemand geen honger heeft voor het slapen gaan. Een zware maaltijd kort voor het slapen gaan kan echter weer averechts werken. Ook koffie en alcohol voor het slapen gaan kunnen de nachtrust beïnvloeden. Alcohol als slaapmutsje kan helpen om goed in slaap te komen, maar men slaapt hierdoor meestal minder diep en wordt tussendoor vaker wakker. Verder kunt u degene die u verzorgt het beste voor het slapen gaan nog even naar het toilet laten gaan.

Als iemand met dementie niet naar bed wil. Geef op een vriendelijke manier aan dat het donker is en het tijd wordt om naar bed te gaan. Als hij weigert in bed te slapen, kunt u hem aanbieden om in een stoel te slapen. Als het 's nachts opblijven en rondlopen in huis veilig is en niet te veel invloed heeft op uw slaap, kunt u iemand zijn gang laten gaan. Mocht u hierdoor echter zelf niet genoeg slaap krijgen of als het niet veilig genoeg is (en preventieve maatregelen helpen niet), dan kunt u eventueel hulp vragen voor de nacht. Om te voorkomen dat iemand uit bed gaat, kunt u bedhekken plaatsen. Bij sommige patiënten zal dit helpen, maar andere zullen juist proberen eroverheen te klimmen, wat gevaarlijke situaties kan opleveren.

 

Medicijnen
Als niets helpt en het nachtelijke dwalen erg veel problemen oplevert, kan de behandelend arts slaapmedicatie zoals temazepam of midazolam, voorschrijven. Deze middelen kunnen echter bijwerkingen hebben. Als degene die u verzorgt reeds kalmerende medicijnen overdag gebruikt, kunnen deze ook voor een omgekeerd dagnachtritme zorgen. In overleg met de arts kunnen de doseringen of de tijdstippen waarop de medicijnen worden ingenomen, misschien aangepast worden.

Elke dag omgaan met bovenstaande problemen is niet gemakkelijk. U kunt zich gespannen, gefrustreerd, schuldig en wanhopig voelen. Deze gevoelens zijn normaal in deze situatie. Het is wel van belang om zelf ook uw hart te luchten bij familie of vrienden. Praten met lotgenoten kan waardevol zijn. Bij hen zult u veel steun en begrip vinden voor uw situatie.

 

Meer informatie

Informatie van Alzheimer Nederland, de organisatie voor mensen met dementie en hun familie.

www.alzheimer-nederland.nl